Branchevereniging initiatiefrijk rondom personeelsproblematiek

Tegen het decor van de energietransitie is in Nederland sprake van een oplopend tekort aan technische vakmensen. Een situatie waarvoor snel de juiste oplossingen bedacht moeten worden. Techniek Nederland, de ondernemersvereniging van technisch dienstverleners, installatiebedrijven en de technische detailhandel, neemt daarin nadrukkelijk het voortouw.

De cijfers zijn klip en klaar. De installatietechniek, waarbinnen 160.000 medewerkers actief zijn, kent momenteel een tekort van 20.000 mensen. Op termijn zal dat aantal zelfs toenemen tot 40.000. “Als we de door Nederland geformuleerde klimaatdoelen op het vlak van mobiliteit, zorg, infrastructuur, woningen en gebouwen willen realiseren, moeten we nú actie ondernemen”, aldus Doekle Terpstra, voorzitter van de 6.000 leden tellende brancheorganisatie. “In kwantitatief opzicht, via de aanwas van meer vakmensen, maar ook in kwalitatieve zin. De materie wordt alsmaar complexer en vraagt om steeds meer expertise. Je moet dus ook inzetten op bijscholing, onder andere kennis van duurzame energietechnieken is cruciaal.”

Het nieuwe kabinet maakt de energietransitie topprioriteit. Met onder meer een groenebanenplan wil minister Jetten ervoor zorgen dat meer mensen kiezen voor een baan in de techniek. De kabinetsplannen vormen wat betreft Techniek Nederland een goede basis om te komen tot een concreet actieplan voor het technisch beroepsonderwijs. De installateurskoepel wil daar graag actief aan bijdragen. “De vraagstukken waarmee we op het gebied van de energietransitie, infra en mobiliteit worden geconfronteerd, zijn dermate omvattend en complex dat de afhankelijkheid in de keten sterk toeneemt”, vervolgt Terpstra. “Het tekort aan technische vakmensen raakt niet alleen installatiebedrijven, maar bijvoorbeeld ook netbeheerders en bouwers. Het is dan ook zaak om die afhankelijkheid binnen de samenwerkingsverbanden van marktpartijen gestalte te geven. Er moeten bruggen worden geslagen. Pas dan kun je de snelheid en uitvoerbaarheid rondom de verduurzaming van gebouwen vergroten en krijg je meer slagkracht en opbrengst. Om dat te realiseren, is Techniek Nederland bijvoorbeeld samen met onder andere het ministerie van Binnenlandse Zaken, Netbeheer Nederland, de MBO-Raad, vakbonden en Bouwend Nederland het project ‘Mensen Maken de Transitie’ gestart. Daarbij richten we ons vooral op praktische oplossingen om effectiever samen te werken in de keten. Op die manier zetten we technische vakmensen zo effectief mogelijk in.”

Effectiever én efficiënter werken is ook de insteek van een ander door Techniek Nederland en haar leden genomen initiatief. “De toenemende digitalisering biedt grote kansen in de keten”, zegt Terpstra. “Voorafgaand aan de fysieke uitvoering worden gebouwen vandaag de dag eerst in een digitaal 3D-model ontworpen, het zogenaamde Bouw Informatie Model. Zo voorkom je vooraf ontwerpfouten en faalkosten. Met de Uniforme Objecten Bibliotheek gaan we nu een stap verder. Deze UOB zorgt voor een foutloze informatie-uitwisseling. Dat is de basis voor beter ontwerpen en bouwen én voor een optimale uitvoering van onderhoud en beheer.”

Een ander speerpunt van de branchevereniging heeft een meer politieke lading. “De techniek- en bouwsectoren staan de komende jaren voor enorme uitdagingen”, blikt Terpstra vooruit. “Er is bijvoorbeeld onderzoek nodig op het gebied van de energietransitie en ketenintegratie. Wij vonden dat techniek en bouw onderdeel zouden moeten zijn van het Topsectorenbeleid. Daarmee zou geld vrijkomen voor onderzoek, waarbij bedrijfsleven, overheid en kennisinstellingen intensief gaan samenwerken om innovatieve doorbraken te realiseren. Onze lobby in Den Haag heeft effect gesorteerd: ook techniek en bouw worden onderdeel van het Topsectorenbeleid. Dat betekent dat er voor installateurs en bouwers middelen vrijkomen om onderzoek te doen, te innoveren en te optimaliseren. Vanuit Techniek Nederland richten we ons niet alleen op een goede positionering van de sector, we focussen vooral op datgene wat er richting de toekomst in maatschappelijk opzicht van onze sector gevraagd wordt.”